Heuvelrug Natuurlijk: De Waterral gilt als een speenvarken

15 oktober 2012 om 00:00 Nieuws

Van de drie waterminnende neven in de familie Rallen is de waterral het meest landvogel. De andere twee zijn de meerkoet (met de witte bles) en het waterhoen (met de rode bles). Meestal verbergt de waterral zich in dichte rietkragen en kantbegroeiingen, zoals die voorkomen in de Amerongse Bovenpolder. Het is de kleinste van de drie; formaat merel. Met geluk zie je ze een enkele keer over de plomp van dichtgegroeide leliebladeren op het wateroppervlak snellen. Beter dan herkenning door waarneming verraadt zijn geluid zijn aanwezigheid. Het naamdeel 'ral' is klanknabootsend als laag kippengetok. Het meest kenmerkende geluid in zijn habitat lijkt een beetje op het gegrom of gegil van een speenvarken.

Scharrelaar

De waterral heeft een voorkeur voor drassige plekken met nog open stromend water. Het voedsel bestaat uit visjes, garnalen, kikkers, insecten en larven. Ook plantaardig materiaal, zoals scheuten van waterplanten en wortels neemt hij bij gelegenheid aan. Het is in dit opzicht een echte scharrelvogel. De ral is een standvogel, zei het met de aantekening dat vanaf september tot midden winter vogels doorschuiven van Noord- Europa via ons land naar Midden- Europa, terwijl onze overzomeraars dan doorgetrokken zijn naar Zuid-Europa en Noord-Afrika.

Al vroeg de kost verdienen

Rallus aquaticus is een schaarse broedvogel in ons land. Het nest in het riet ligt iets boven het waterniveau. Het is een rommelig vlechtwerk van riethalmen, droge bladen en biezen. De zes tot tien eieren worden tussen maart en juni gelegd en door beide ouders in ongeveer drie weken uitgebroed. Moeder heeft wel de zwaarste taak hierin. Al een paar dagen na het uitkomen en voeren in het nest, verlaten ze de jonkies die plek om zelfstandig te gaan leren fourageren. Na een week of vier zijn ze vliegvlug en weer zo'n maand later geheel zelfstandig. Verdroging, verbossing en verdere groei tot verlanding zijn de grootste gevoeligheden in hun habitat.

Gevarieerd in bouw en gedrag

Van de genoemde drie neven lijkt me de meerkoet het schuwst en de beide anderen het minst bang voor de mens. Soms komt het voor dat ze bedrijvig verder fouragerend doen alsof ze die hoge tweebener niet eens willen zien. Met hun lange poten en afgeslankt lijf zijn ze goed toegerust om tussen de rietstengels te sluipen of snel te vluchten zonder dat bewegende riethalmen in de top hun route verraden. Handig om je predatoren van het lijf te houden.

Zwemmen kost ze weinig moeite. Op bevallige wijze varen ze voort. Vliegen daarentegen doen ze weinig en niet graag of het moet van schrik zijn om de laatste paar meters naar een dekking klapwiekend af te leggen. In de vlucht zijn ze onbeholpen, alsof ze zich overdreven moeten inspannen. De lichaamsbouw met de scherpe snavel geeft ze daar tegenover weer moed in hun jacht op voedsel. Met hun scherpe snavel spietsen of grijpen ze hun prooi onverschrokken.

Tekst: Kees de Kroon

Foto: Paul Dirksen

advertentie
advertentie