De Zandhagedis in zijn strijd om te overleven

16 oktober 2011 om 00:00 Nieuws

Zelden zag ik een hagedis in de Kaapse Bossen maar in de recente warme laatste septemberweek liet een prachtexemplaar zich in de zon goed bekijken. Het was in het Doornse Gat. Bronnenonderzoek leverde op dat het een volwassen (circa negen cm) vrouwtje zandhagedis moest zijn: dikke kop en fors lijf. Wikipedia meldt dat ze zeldzaam zijn op de Utrechtse Heuvelrug. Ja, wat wil je ook in onze rijke fauna. De voornaamste vijanden zijn fazant, reiger, uil, kraai en in het bijzonder buizerd en torenvalk. Die komen hier allemaal voor. Daar komen nog viervoetigen bij: egel, marter, vos en zelfs de mol. De laatste is verlekkerd op de eieren. Ook de adder heeft de hagedis op zijn menu. Het zal toch niet gebeuren dat een adder op de Utrechtse Heuvelrug nog eens een hagedis weet te verschalken.

Menselijk

De zand- of duinhagedis is plaatstrouw. Van een Franse zomervakantie herinner ik me met regelmaat 's-morgens eenzelfde hagedis op het verwarmde hout van de balustrade. Hij of zij leek ook minder schuw te worden. Tot een meter nabij waakzaam en rustig. Misschien in de wetenschap dat ze in een oogwenk kon verdwijnen tussen de vrije ruimte van twee planken. De exacte plek waar ik de hagedis in het Doornse Gat waarnam is eveneens zeer geschikt om de zonnewarmte lang vast te houden. Dat is nodig om de incubatietemperatuur van gemiddeld 22 graden hoog te houden. De ronde eitjes van dertien millimeter en negen millimeter breed worden eind mei, begin juni gedropt in holletjes van vijf tot tien centimeter onder het warme zand. Vijf tot vijftien in getal. Na twee tot drie maanden kruipen de jonkies uit het ei. Ze meten dan vijf tot zes centimeter en zijn direct zelfstandig.

Net als bij de mens is de levensverwachting van de vrouwtjes gemiddeld groter gebleken dan van de mannetjes. Daar zijn ook wel rationele verklaringen voor. Tien jaar is een respectabele ouderdom voor een zandhagedis. De vrouwtjes laten zich in den regel pas vanaf het vierde jaar bevruchten.

Vechtjas

De zandhagedis kent een winterslaap. Na het ontwaken krijgen de mannetjes na twee vervellingen een baltsjas met gifgroene kleuren. De kleuren dienen als imponeergedrag bij gevechten tussen rivalen om de gunst van een vrouwtje. Als zo'n vechtersbaasje de kop van de tegenstander tussen zijn kaken geklemd krijgt schudt hij die heen en weer als een terriër met een mol doet. Totdat de verliezer te kennen geeft de strijd te willen staken. Signaal daartoe is het trappelen met de voorpoten ten teken van onderdanigheid. Een paringsbereid vrouwtje geeft eenzelfde signaal af: trappelen met haar voorpoten en kwispelen met haar staart voor de zwierige vechtjas. Macho-auteur Jan Wolkers bracht zijn jeugd door in een dorp aan de duinen. In de zomer lokte het strandleven. In een van zijn eerste boeken schreef hij hoe ze als rivalen streden om de mooiste dorpsmeisjes: ,,als jonge stiertjes huppelden we om ze heen''.

Foto: Wim Piet

Tekst: Kees de Kroon

advertentie
advertentie