Kijk op Cultuur: Niet gegoten maar geplet

19 augustus 2010 om 00:00 Nieuws

Pas aan het begin van de vorige eeuw, 1915-1920, werd er gebruik gemaakt van staal in de bouw. Stalen spanten voor stalen skeletbouw kondigden toen het ‘nieuwe bouwen’ aan, waarbij functionaliteit een van de belangrijkste kenmerken was.

De techniek van een overkapping De term ‘gietijzer’ in de column van vorige week leverde diverse reacties op van lezers met een neus voor techniek. Want wat bleek? De foto van de oude perronoverkapping op het station van Driebergen laat - volgens de lezers - geen gegoten ijzeren delen maar geplette staanders zien. De heer Hijink meldt dat het gaat om een ‘geklonken constructie van warmgewalste staalprofielen’. Ook oppert hij dat de fabriek die het gevaarte fabriceerde wellicht óók een pletterij was. Dat klopt in ieder geval; zeker de Haagse fabriek Enthoven was zowel ijzergieterij als -pletterij. Maar of het nu gaat om ‘warmgewalste staalprofielen’ uit 1900. . .

door Nicole van der Schaaf

Gietijzer als toepassing in de bouw werd vanaf het begin van de 19de eeuw in toenemende mate gebruikt. Men kon ijzer gieten in de vorm van vlakke of gebogen platen die door middel van aangegoten flenzen en tevens met behulp van moerbouten werden gekoppeld. Op deze wijze kwamen onder andere bruggen, vuurtorens, gashouders, waterreservoirs en stationsoverkappingen tot stand.

Gegoten torens

De fijne kneepjes van de fabricage van bouwelementen in (giet)ijzer namen we over van de Engelsen, die dit procedé al verder ontwikkeld hadden. Vooral voor de bouw van vuurtorens werd bij voorkeur gebruik gemaakt van gietijzer. Alleen al langs onze kust zijn tussen 1850 en 1910 maar liefst twaalf gietijzeren vuurtorens geplaatst. Aanvankelijk waren ze veelkantig, dat wil zeggen dat er sprake was van 8, 12, of 16 (vuurtoren van Den Helder, de ‘Lange Jaap’) vlakke zijden die aan elkaar verbonden werden. Helaas is er geen technische reden te vinden, waarom na verloop van tijd ronde torens de voorkeur hadden. In alle gevallen gaat het echter wel om gegoten ijzer, en of dit nu vlakke, ronde of rechte delen zijn, ze moeten aan elkaar gezet worden.

De gieterijen en pletterijen die halverwege de 19de eeuw hun activiteiten startten zijn rond 1950/60 in de vorige eeuw weer verdwenen. Hun namen weten we nog, maar van de bedrijfsgeschiedenissen ging veel verloren. Gieterijen zetten meestal hun signatuur op de gietproducten. Op de perronoverkapping in Driebergen heb ik tot op heden niets kunnen ontdekken. Dat Enthoven de overkapping in Driebergen fabriceerde, is gebaseerd op het feit dat deze fabriek min of meer gespecialiseerd was in ‘stationsmeubilair’ en zelfs in complete stationsoverkappingen. Andere gieters legden zich bijvoorbeeld toe op vuurtorens of allerlei decoratieve objecten, zoals de dorpspomp op het Kerkplein in Doorn. Deze pomp is gegoten door de eveneens Haagse gieterij ‘De Prins van Oranje’. De Doornse gemeenteraad bestelde deze pomp in 1868 uit de standaardcatalogus van de gieterij voor 325 guldens.

Reacties op: artprom@wxs.nl

advertentie
advertentie