De Baardman, tropische verrassing in winterkou

3 december 2009 om 00:00 Nieuws

De bakkebaarden van het mannetje van de baardman moeten op de naamgever wel zo’n overweldigende indruk hebben gemaakt, dat hij het voor lief nam dat ook het vrouwtje als baardman door het leven moest gaan. Het ontbreken van de zwarte afhangende knevel en grijsblauwe koptooi bij het vrouwtje misstaat haar echter geenszins. Haar meer egale warmbruine dos geeft haar een tedere verschijning.

Ik weet nog precies de plek in een rietveld waar ik voor het eerst zo’n kneveltje zag. Onbekommerd van mijn aanwezigheid hupte het vlakbij van de ene rietstengel op de andere. Een moment om nooit meer te vergeten. In vervoering vergelijkbaar met je eerste kolibrie. Die laat zich ook zo dichtbij bewonderen. Behendig, levendig, op het onrustige af, buitelen de baardmannen paarsgewijs of in kleine groepjes in rietbossen en -velden. Riet is voor de baardmannetjes van levensbelang, omdat rietzaad in de winter een belangrijke voedselbron is. In de zomer geven ze de voorkeur aan insecten. Net als een vlucht staartmezen houden ze elkaar in de gaten wanneer ze verder trekken.

Het afgelopen zomer uitgegeven ‘Handboek Vogels van Nederland’ vermeldt dat de Oostvaardersplassen van groot belang zijn als bronpopulatie. In de winter is de Ameronger Bovenpolder* voor 20-30 baardmannen hun vaste slaapplaats. De verspreidingskaart toont ook broedgevallen langs de grote rivieren. Met twee tot drie legsels per jaar en vijf tot zeven eitjes zijn ze bepaald productief te noemen. Ze broeden laag bij de grond in een dichte rietvegetatie. Het nest is min of meer ingevlochten in rietstengels of graspollen, net zoals sommige rietzangers dat hoger op in het wuivende riet als ware kunsstukjes ten voorbeeld hebben.

De Latijnse naam Panurus biarmicus betekent dubbel opgetuigde staartvogel. ‘Baardmans’, ook wel baardmees, lijkt in meer op een staartmees. Van het 16 centimeter lang donsje meet de staart precies de helft. Verder vallen het oranjegele snaveltje en het zwart aan staart en pootjes op. De vlucht is een snelle vleugelslag, die toch ogenschijnlijk weinig moeite kost. Het roepje is een hoog ‘ping- pingetje’, zoals een goedkope fietsbel kan klinken. Vanwege haar fraaie uiterlijk en buitelende capriolen werd het baardmannetje vroeger als kooivogel gehouden. De mens kan het niet laten de mooiste vogeltjes in een kooitje te stoppen: puttertjes, parkieten en papegaaien, het houdt niet op. Brehm meldt dat het lieve baardmannetje soms al snel stierf, waarschijnlijk uit heimwee ‘naar hare metgezellen’ en zeker als het mannetje of vrouwtje als eerste ging volgde de wederhelft al spoedig. Opmerkelijk was dat het mannetje bij koud weer het wijfje soms beschutte met zijn vleugels. Zo leken ze samen één bolletje veren in het kooitje. Waarschijnlijk is hieruit de Friese naam ‘dekvogeltje’ ontstaan.

* Uniek op www.waarneming.nl (14/11) subadulte zeearend aan de grond die rustig een witvis zat te eten.

Tekst: Kees de Kroon

advertentie
advertentie