Heuvelrug Natuurlijk: De Geoorde Fuut duikt liever weg

11 november 2010 om 00:00 Cultuur

HEUVELRUG - Op de Utrechtse Heuvelrug komen drie futensoorten voor. De ‘gewone’ fuut en de dodaars zijn regelmatig te bewonderen en de geoorde fuut heb ik ook wel eens in de Leersumse Plassen gezien, maar die is toch zeldzaam geworden. In het voedselrijke vennengebied in het Leersumse Veld waren ze tot ongeveer de eeuwwisseling wisselend aanwezig. Het handboek Vogels van Nederland (2009) schat het aantal broedparen in het jaar 2000 op driehonderd tot vijfhonderd spannetjes. Een paartje verkiest waterplantrijke oevers van meertjes met insecten en kleine visjes. Vaak broeden ze in groepjes. De partners werken samen om het drijvende nest in een ondiepe oevervegetatie op te bouwen. Gelukkig dat ze de beschutting kiezen, want met de taaie meerkoeten, die in de Amsterdamse grachten ieder jaar weer hun met plastic en groenteafval gemaakt nest op een braakhoutvlotje weten te bouwen kun je alleen maar medelijden hebben. Zowat iedere week van Koninginnedag tot september is het ‘feest’ op de waterlopen rond de grachtengordel. ,,En als je er wat van zegt”, las ik in een artikel met de titel ‘Zuipschuiten’ ,,dan zwaait een of ander ontblote bast smalend vanaf de boot, bierglas in de hand, je toe”. Hoever kan een mens zinken?

Halszwarte aarspoot

De betekenis van de wetenschappelijke naam van de geoorde fuut, podiceps nigricollis is aarspotige met zwarte hals. In het Frans, Duits en Engels is deze futensoort vernoemd naar de wetenschappelijke aanduiding. Alleen in de broedtijd heeft de geoorde aan de zijkanten van de kop enigszins op oortjes lijkende goudgele sierveertjes. Het naamdeel fuut is een klanknabootsend gevormd woord. Het aarspotige in de wetenschappelijke naam slaat op de ver naar achteren gezette poten, een kenmerk van alle futensoorten. Naast de drie bekende worden nog sporadisch de kuifduiker en de roodhalsfuut in ons land waargenomen. Alleen in zomerkleed heeft de geoorde een zwarte hals.

In grootte is de dodaars de miniuitgave en de gewone fuut ongeveer zo groot als een wilde eend. De dodaars is ook de kleinste zwemvogel. Hij doet een beetje speels aan: duikt direct weer onder als hij je boven het water ontwaart. Ze vallen op door hun afgeronde kontje, alsof de schaar er aan te pas is gekomen. Ook de geoorde heeft een enigszins bruusk afgeronde achterflank en verkiest eveneens snel de geborgenheid onder water. De gewone fuut blijft het langst boven water. En dat is maar goed ook, want zijn algehele sierlijkheid van beweging en kleed is altijd weer spectaculair. De paardans in het voorjaar staat op veel natuurbrochures. De maagdelijk blanke borstveren zijn zijdezacht en werden vroeger door franse bontwerkers gebruikt in damesmantels, mutsen en moffen. Nozeman (Nederlandschen Vogelen 1770): ‘naer den Franschen naam, die ‘grèbe’is zijn de kostbaren randen der overmantelen van de aanzienlijke vrouwen grèbes geheten, dewijl die randen gemaekt zijn van samengenaaide borstvellen dezer vogelen.’

Tekst: Kees de Kroon

Foto: Martin Hierck

advertentie
advertentie