Zwitserland: de 19e eeuwse smaak

9 september 2010 om 00:00 Achtergrond

HEUVELRUG - ‘De smaak van de 19e eeuw’ is het thema van de Open Monumentendagen aankomend weekend. Als er één kenmerk van deze smaak nog herkenbaar is op de Heuvelrug, dan is het wel de voorliefde voor Zwitserland. Zoals het buitenland Nederlandse ziet: molens, klompen en tulpen, dat is de context waarin de 19e eeuwse Zwitserse elementen op de buitenplaatsen van de Heuvelrug gezien kunnen worden. Misschien geen realistisch beeld, maar het associeert wel aan het Zwitserse plaatje met de gezonde berglucht.

Chalet, beekje, rotstuin en schapen

door Monique José Timmermans

Vanaf eind 18e eeuw wordt het Zwitserse landschap steeds meer gewaardeerd door de Nederlandse adel. Dat de Utrechtse Heuvelrug veel van deze Zwitserse elementen kent, is niet zo vreemd. Hier trof men immers glooiend terrein en water op betaalbare grond. De plaats dus om een chalet te bouwen. De adellijke families van de Heuvelrug gingen regelmatig naar Zwitserland en ze schreven daar vol bewondering over. ,Ach, konden we dat thuis maar maken!’ is een ondertoon die in de vele brieven naar het thuisfront te lezen is.

Met de industriële revolutie komen er meer machines die de bouw van chalets, bruggen en het bijbehorende houtsnijwerk betaalbaar maken voor de - net als de oude adel welgestelde - nieuwe adel en rijke kooplieden. Halverwege de 19e eeuw ontstaat op de Utrechtse Heuvelrug een modetrend ‘Zwitserse stijl’.

De grote tuinarchitecten (Zocher en Van Lunteren) passen de stijl Fermé Ornée (Ornamentel Farming) toe in veel van hun parken, zoals Broekhuizen te Leersum en De Laagt te Maarn. Hier wordt nut (opbrengst) en sier verenigd in een totaalbeeld van het (gemaakte) landschap. Zwitserland wordt niet alleen gezien als een land met bergen, dennen en watervallen, maar vooral als een land met prachtige chalets, mijmerende waterlopen, Zwitserse koeien en muilezels en uitgestrekt glooiende weidelandschappen. Kortom: rust en schoonheid.

Eind 19e eeuw gaat men een stap verder en worden Zwitserse elementen van zgn. cementrustiek nagemaakt, zoals onder andere bij Hydepark en Aardenburg te Doorn (Copijn en Moerkoert). Bruggen, grotten, rotspartijen en een heuse vallei worden gecreëerd van cement en gaas. Veel van deze elementen zijn nog terug te vinden in deze parken.

Bij ‘t Stort in Maarn zijn nog fraai de restanten te zien van een eenvoudige rotstuin en aansluitend een stukje Fermé Ornée met de schaapjes er staan. Zo ogenschijnlijk simpel, zo mooi. Aardenburg in Doorn heeft weer een paar fraaie koeien in de ‘voortuin’.

Bij de overgang naar de 20e eeuw wordt het Zwitserse ideaal bereikbaar voor een groter - uiteraard welgesteld - publiek, dat wegens TBC en slechte luchtkwaliteit in de steden gaat kuren in Zwitserland of een villa koopt op de Heuvelrug. Men gaat zelf houten gebouwen maken in chaletstijl (J.B. de Beaufort) of bouwpakketten laten komen uit Oost-Europa (Landdeck te Maarn). De fraaie bloempuddingen, die de promenades in de Zwitserse kuuroorden sierden, komen terug in de tuinen op de Heuvelrug.

De Zwitserse elementen op de Utrechtse Heuvelrug zijn talrijk, ieder park zijn eigen verhaal, ieder park zijn eigen identiteit.

Met dank aan Richard Zweekhorst (Tuinen van Vroeger).Bij ‘t Stort is de tuinstijl ‘ornamental farming’ herkenbaar, naast Zwitserse elementen in het huis.

advertentie
advertentie