Bonte Vliegenvanger houdt overzicht

24 juni 2010 om 00:00 Nieuws

Sinds de jaren negentig is de bonte vliegenvanger ‘indicatievogel’ voor de negatieve gevolgen van de opwarming der aarde. De piek van het broedseizoen komt niet meer overeen met die van het voedselaanbod. Op grond van onderzoek is aangetoond, dat deze zomergast tot drie weken eerder in ons land arriveert vanuit zijn overwinteringsgebieden in West- Afrika. Hier gekomen treffen ze direct voorbereidselen om te gaan broeden. En als de jongen dan te vroeg in mei uitkomen en de voedselvoorraad aan vliegen, muggen, insecten en larfjes nog niet op peil is zal het bestand aan nakomelingen er onder lijden.

De bonte of ook wel witgehalsde vliegenvanger is een alleraardigst vogeltje. Zijn ritmische en in toonhoogte variërende zang en het herhaaldelijk opwippende staartje geven hem een vrolijk voorkomen. In gedrag lijken ze op een koolmees. Oude vogelaars zeggen dat ze goed aan de mens kunnen wennen. Brehm daarover: ,,dat zulk een vogel, die in een nesthokje in zijn tuin broedde, door het herhaaldelijk kijken in het nest, zozeer gewoon was geraakt dat hij rustig op het nest bleef zitten, wanneer het kastje in de kamer werd gebracht en het deksel er afgenomen werd.’’ Eenmaal gewend als gast des huizes toonde het dankbaarheid aan de gastheer door de woonkamer vrij te houden van vliegen en muggen. Beter een natuurlijke vliegenvanger dan die stroperige langgerekte aan het plafond bevestigde sliert, waar de vliegen aan bleven kleven totdat geen plekje van het verdorde en vergeelde plakband onbezet was.

Zitpost

Om te nestelen kiest de bonte vliegenvanger naast een nestkastje voor natuurlijke boomholten. Het Handboek Vogels van Nederland (2009) classificeert de bonte vliegenvanger als een vrij algemene broedvogel van hogere zandgronden, met hoge dichtheden in Twente, Achterhoek, Veluwe en Utrechtse Heuvelrug. De musgrote insecteneter heeft het vooral gemunt op vliegende insecten, die hij dan het liefst met korte uitvluchten vanaf een hoge zitpost bemachtigt. Daarnaast staan voor de bonte ook oorwurmen, sprinkhanen en andere ongewervelden op het menu. Over het bont van deze vliegenvangerssoort is nog wel eens verschil van mening. Al naargelang de herkomst van de Midden-Europese of de meer Noordelijke ondersoorten verschillen de overheersende kleuren van het mannetje van vaalbruin tot zwart-wit. Het contrastrijke effect heeft hem de volksnaam klein tuinekstertje opgeleverd.

De nestor van de Vogelbescherming in Nederland, Dr Jac. P. Thijsse, schreef in 1903 over het bontje: ,,zeer zelden zult ge een zwart vliegenvangertje zien met een witten halskraag, den witgehalsden vliegenvanger. Men weet nog niet zeker, of dat vogeltje soms in ons land broedt.’’ In het jaar daarop werd het eerste officiële broedgeval in Denekamp geregistreerd. De beschrijving van Thijsse zegt iets over zijn bijzondere opmerkingsgave. In ‘Zien is kennen’(1937) wordt het tuinekstertje nog als een zeldzame broedvogel benoemd.

Tekst: Kees de Kroon

advertentie
advertentie