De Roodborsttapuit, een fatsoenlijk ekstertje

8 april 2010 om 00:00 Nieuws

In de herkomst van volksnamen wijzen streeknamen voor vogels meestal naar een uiterlijk kenmerk. Voor deze tapuit zijn ‘Witkraagje’ of het Brabantse ‘Teerpotje’ voorbeelden. De betekenis van het naamdeel tapuit staat niet helemaal vast. Het Middelnederlandse ‘tâpen’ slaat op het bukken tussen struikgewas. Het vogelhandboek noemt naast de Veluwe en de Drentse Veengebieden expliciet de Utrechtse Heuvelrug als een belangrijke biotoop.

De roodborsttapuit is iets kleiner dan een huismus en ongeveer eenvijfde kleiner dan de gewone tapuit. Ze vliegen laag over de grond op zoek naar insecten, rupsen, spinnen en vlinders. Om hun zang te laten klinken strijken ze af en toe neer op een hoge post, zoals op de foto. De uitkijkpost ligt veelal in de buurt van het goed in het struweel verborgen nest vlakbij de grond. De plek is ook favoriet als wachtpost om prooien op te sporen en te achtervolgen.

De meeste kans om een roodborsttapuit op de Utrechtse Heuvelrug te zien is op de overgangen van een bosrijk gebied naar een meer open veld. Op deze overgangen - waar ons Nationaal Park zo om bekend staat - liggen ook legio fietsmogelijkheden. De beste maanden om dit roodborstig duikertje waarnemen is in de broedtijd. In de winter trekken ze naar Zuideuropese landen. Uit onderzoek is gebleken dat hun verspreidingsgebied buiten Europa zich tot ver in Azië en in het Afrikaanse continent tot in Zuid- Afrika uitstrekt.

De roodborsttapuit heeft in zijn zomerkleed in de vlucht wel iets weg van een klein ekstertje.

Mutaties

De tapuiten behoren tot de grote gediversificeerde familie van Lijsters met ondermeer het roodborstje, de merel en de koperwiek. Van de roodborsttapuiten vermeldt de Europese vogelgids ook mutaties in de vorm van de Canarische en Aziatische soort. Misschien staan ze in de Europese gids omdat de Canarische eilanden en bijvoorbeeld Israël in verschillende opzichten tot Europa behoren.

Op vakantie in nog verder gelegen landen kom je soms plots tot de ontdekking dat die mooie vogel, die de safarigids je noemt een mutant blijkt te zijn van een ordinair soort uit je eigen land. Ik had dat met de reiger en de ekster tijdens onze recente vakantie in Tanzania. Tussen de prachtige dieren vogels, die de ranger je aanwijst en noemt ontwaar je met een schok te doen te hebben met een gemuteerde blauwe reiger, die zich in de paalhouding een beetje gedroeg als een roerdomp of nog erger. Die fladderaar met zijn grote zwarte staart en witte buik doorlopend tot de hals blijkt een ekster te zijn. Wel eentje die zich eleganter gedraagt dan de schreeuwlelijk die onze tuinen terroriseert.

Ook zagen we zwaluwen zwieren langs hutten en over wegen: net zo blij als in de zomer op de Utrechtse Heuvelrug. Een stukje thuis in de lodge aan de rand van de Ngororongovallei. Het was alsof ze ons tijdens het langsscheren al toeriepen:”hé fijn jullie hier te zien, vertel thuis maar dat we er spoedig aankomen. Tot ziens.”

Tekst: Kees de Kroon

Foto: Martin Hierck

advertentie
advertentie