De eeuwenoude fascinatie voor de Goudplevier

18 februari 2010 om 00:00 Nieuws

Op google levert de zoekterm ‘wilsterflappen’ 1760 hits op. Nog in 2002 is een boek ‘Goudplevieren en wilsterflappers’ uitgegeven. Weinigen in het binnenland weten wat wilsterflappen is. In de noordelijke kuststreek is het al eeuwen een begrip. Er werd zelfs goed de kost mee verdiend.

Wilster is de Friese benaming voor goudplevier. Wilsterflappen is het vangen van goudplevieren met een net. Eind jaren zeventig van de vorige eeuw werd het flappen voor de consumptie verboden. Er werden al langer geen nieuwe vergunningen uitgegeven en de enkeling die nog wilsters flapt doet het uitsluitend voor voor ring- en trekonderzoek. Eind negentiende eeuw werd voor het als smakelijk bekend staande wild 30-50 cent per stuk betaald. Een landarbeider verdiende in die tijd 5-6 gulden per week. Wilsterflappen in de winter was dus een goede bijverdienste.

Lokfluit

Gestuurd door de strengheid van de winter trekken nog steeds duizenden goudplevieren over: vanaf september zuidwaarts tot in Noord-Afrika toe en tot in april terug naar hun noordelijke broedgebieden.

Overtrekkers worden naar het vangnet gelokt met een lokvogel of lokfluit. De kunst met de lokfluit is de roep zo exact mogelijk na te bootsen. Kenners roemen de vérdragende, ietwat klaaglijk melodieuze zang, zoiets als ‘tluïe, tluïe’. Niets is moeilijker dan vogelzang in schrift om te zetten. Zou daar al eens een taalkundige op gepromoveerd zijn?

Ik herinner me een late, vrieskoude decembermiddag in de Ooypolder waar de ondergaande zon nog vermetele pogingen deed de duisternis af te houden en in de verte nog net een wolk goudplevieren te ontwaren was. ,,Wilsters”, zei mijn vriend met een twinkeling op zijn getaand gezicht. ,,Hoor hoe melodieus...”

De goudplevier lijkt een beetje een kievit zonder kuif. Ook in gedrag vertonen ze dezelfde trekken. Zo misleiden ze ook hun belagers door zich kreupel voor te doen. Van de grote familie der plevieren leven er veel aan de kust. Wie kent niet dat kleine koddige snelle dribbelaartje, dat bij een wandeling langs de vloedlijn steeds de witte schuimrand van de aanspoelende golf wil voorblijven? De goudplevier lijkt het meest op de zilverplevier. De herkomst van de benaming is dan wel duidelijk. De goudgele ‘zondoorstoofde’ rug van de een en de zwartwitte dos van de ander. De betekenis van de Latijnse benaming Pluvialis apricarius is zich in de zon koesterende regenaankondiger. In de Franse, Duitse en Engelse naam overheerst het fluiten voor een regenbui. Het Friese wilster zou kunnen teruggaan op ‘wildebras’. Een hele wolk kan inderdaad de hemel aardig vullen met hun geroep, zo bleek me toen in de Ooypolder.

Bijzonder is dat de 2-4 eieren in het eenvoudige nestkuiltje door beide vogels worden uitgebroed, maar het mannetje soms het langste op de eieren zit. Soms heeft het vrouwtje dan al een tweede mannetje. Recent las ik in de krant dat ook bij de mensensoort steeds meer vrouwen aan een ‘tweede leg’ beginnen.

Tekst: Kees de Kroon

Foto: Jan van der Greef

advertentie
advertentie