Zijne Koninklijke Hoogheid de Zwarte Zwaan

30 december 2009 om 00:00 Nieuws

ZKH kan evengoed van de knobbelzwaan gezegd worden, want beide soorten gedragen zich vrijwel overeenkomstig. Beide houden in hun imponeergedrag de slangachtige hals in de ’S-vorm’gebogen en de vleugels gewelfd omhoog om zich dik en groot te maken. Aan de westelijke rondweg in Houten staan verkeersborden met een dergelijke afbeelding: let op overstekende zwanen.

De zwanenhals heeft navolging gevonden in een glazen buis of een afvoerbuis in een wastafel. De soepele hals van een ‘slanke schone’ komt voor in de uitdrukking ‘een meisje met een zwanenhals’. Verder komt de schoonheid van de vrouw tot uiting in de onvermijdelijke hoge naaldhakken, die de voeten doen welven als een zwanenhals. Wie schoon wil zien moet lijden. Dit meisjes-ideaal klinkt ook door in de meisjesnamen Zwaantje of Zwanie.

Net als knobbelzwanen zie je zwarte zwanen steeds meer in stadsparkvijvers. De knobbelzwanen hebben nog wel de wilde natuur in zich als het er op aan komt. De zwarte zwaan is ingevoerd vanuit zuid-Australië.

Volgzaam als ze zijn voelen ze zich ook wel in siervogeltuinen thuis. In een drietal bronnen vond ik dat ze rond 1800 naar Europa kwamen. Keizerin Josephine de Beauharnais kreeg een paar zwarte zwanen in 1803 geschonken. De keizerin woonde toen in het slot La Malmaison in Versaille en daar ging het paartje weldra tot broeden over. Er wordt wel beweerd dat de zwarte zwaan eerder in grachten en vijvers tot broeden overgaat dan de knobbelzwaan. Koude deert hen niet. De knobbelzwaan gedijt pas met overzicht op grotere waterplassen. Dat zou verklaren waarom stadsparken steeds meer opgeleukt worden met zwarte zwanen. Eens zat ik in een vogelhut toen ik aangenaam verrast werd door een sliert zwarte zwanen die vanachter een rietkraag majesteitelijk één voor één in beeld kwamen. De ANWB-vogelgids van Europa (uitg 2005) daarover: ‘de zwarte zwaan broedt in Australië. Geïntroduceerde in wild levende populaties komen voor in Britannië, IJsland, Nederland en Polen.’ Ook in midden Frankrijk heb ik ze in het wild gespot.

Zwanensprookjes

Zwanen hebben altijd tot dichterlijke verbeelding gesproken. De Deense sprookjesverteller Hans Christiaan Andersen heeft een sprookje ‘hoe uit een vuilgrijs jonkie zo’n prachtige. majesteitelijke zwarte zwaan groeit’. In een ander staan drie zwarte zwanen voor drie slechte tovenaressen. Waar het verenkleed van de jonge knobbelzwaan tot een heel jaar grijsgetint blijft, gaat dat bij de zwarte kleurrijker. Al na drie maanden verwisselen de jongen hun grijswitte tint met een bruinzwart verenkeleed. Rond hun eerste levensjaar wordt hun kleed zwart. De snavel gaat van zwart naar rood en ook de ogen worden lichter van kleur. Nog een jaar later blinkt het verenkleedd als een opgepoetste, glimmend zwarte auto. Het sprookje van het vuilgrijze lelijke kleintje tot een glimmend pronkende zwaan kan alleen maar op de zwarte zwaan betrekking hebben.

Tekst: Kees de Kroon

Foto: Jan van der Greef

advertentie
advertentie