Wiko Lamain: ‘Het moet een keer ophouden’

3 februari 2011 om 00:00 Nieuws

DRIEBERGEN - Wiko Lamain is een ‘ervaringsdeskundige’. Tijdens de oorlogsjaren zat hij als 10-jarige in Nederlands-Indië in een jongenskamp van de Japanse bezetter. Zijn moeder was in een vrouwenkamp ondergebracht en zijn vader verrichtte slavenarbeid aan de Birmaspoorweg. Lamain weet waar hij over praat als het gaat om het gebrek aan ‘nazorg’ voor honderdduizenden Nederlandse lotgenoten uit het voormalig Nederlands-Indië. Sinds vijf jaar is Driebergenaar Lamain bestuurslid van de Stichting Japanse Ereschulden en in die hoedanigheid is hij nauw betrokken bij een reizende tentoonstelling die deze onrechtvaardigheid indringend in beeld brengt. Vandaag wordt de tentoonstelling, met als titel ‘Na 65 jaar nog altijd kinderen van de rekening’ geopend in het Stadhuis van Hengelo.

door Jan de Beer

De afgelopen weken is Lamain intensief bezig geweest met de voorbereidingen van de tentoonstelling. ,,De tentoonstelling bestaat uit enorme panelen, maar ook videoschermen en luistercabines. Met behulp van ontwerpbureau Five Spices hebben we getracht om deze slepende kwestie voor een breed publiek inzichtelijk en begrijpelijk te maken.”

De tentoonstelling is gebaseerd op twee NIOD-rapporten die in opdracht van de Nederlandse regering door de hoogleraren Meijer en Keppy zijn vervaardigd. In deze rapporten bevestigen de beide wetenschappers dat de na-oorlogse regeringen de belangen van circa 300.000 Nederlanders uit het voormalig Nederlands-Indië doelbewust op de lange baan hebben geschoven. Deze enorme groep Nederlanders wacht nog altijd op erkenning en een rechtvaardige afrekening van oorlogsschade, achterstallige salarissen en pensioenen, de zogeheten ‘backpay’. De twee NIOD-rapporten zijn, ondanks de belofte van regering en parlement, nog steeds niet in de Tweede Kamer behandeld. En dat is de belangrijkste reden waarom de tentoonstelling ontwikkeld is. Vorig jaar was de expositie al in Den Haag te zien en na Hengelo volgen dit jaar nog andere steden zoals Zwolle, Groningen en Den Bosch.

Toen Lamain vijf jaar geleden toetrad tot het bestuur van de Stichting Japanse Ereschulden werd hij direct betrokken bij allerlei opmerkelijke activiteiten. ,,Meerdere keren ben ik bij de Verenigde Naties in Genève geweest waar de stichting jaarlijks tijdens de jaarvergadering van de Human Rights Council een verklaring aflegt om Japan op haar morele verantwoordelijkheden te wijzen”, zegt hij. Een andere activiteit is de maandelijkse demonstratie voor de Japanse ambassade in Den Haag. Volgens Lamain is dit soort acties hoogst noodzakelijk: ,,Ik ken mensen die nog altijd nachtmerries hebben vanwege de traumatische ervaringen in de concentratiekampen, maar erkenning van dit leed en een rechtvaardige vergoeding is er nog steeds niet.

Lamain geeft een schrijnend voorbeeld uit zijn eigen familie: ,,Mijn vader zat bij de marine in Nederlands-Indië, zijn broer zat bij de marine in Nederland. Beiden hebben enige tijd in een kamp gezeten. Na de oorlog kreeg de broer van mijn vader zijn volledige salaris uitbetaald, maar mijn vader kreeg niets.”

Lamain (geboren in 1933) noemt zichzelf ‘een jonkie’ binnen de lotgenotengroep uit Nederlands-Indië, maar zijn eigen ervaringen liegen er ook niet om: ,,Tijdens de Japanse bezetting werd mijn vader afgevoerd naar de Birmaspoorweg, mijn moeder en ik werden aanvankelijk in een ‘wijk’ ondergebracht die afgezet was met palen en prikkeldraad, later werd ik bij mijn moeder weggehaald en naar een jongenskamp gebracht.” Tegen het einde van de oorlog heeft Lamain zijn moeder weer ontmoet en ook zijn vader keerde terug:

Wiko Lamain reist de komende dagen weer voortdurend naar Hengelo. Hij hoopt vurig dat de reizende expositie er toe bijdraagt dat er een einde komt aan het gebrek aan erkenning. ,,Het wordt tijd dat dit hoofdstuk wordt afgesloten, het moet een keer ophouden”, zegt hij.

advertentie
advertentie