Kinderarts Mark Hoetjer is kritisch op de veranderingen in de jeugdzorg, die per 1 juli ingaan.
Kinderarts Mark Hoetjer is kritisch op de veranderingen in de jeugdzorg, die per 1 juli ingaan. Diakonessenhuis

‘Straks [geconfronteerd] met gevolgen'

Grote zorgen kinderarts over nieuwe inkoop jeugdzorg

3 maart 2021 om 13:14

Kinderartsen in het Diakonessenhuis zien jaarlijks 1.500 tot 2.000 kinderen met de diagnose AD(H)D: ,,Twee derde van deze kinderen heeft hierbij nog andere problematiek, die andere zorg vergt. Met de transitie in aantocht ben ik in 2013 en 2014 op eigen initiatief bij gemeenten in de regio langsgegaan om hen voor te bereiden op wat er op hen af zou komen.” In deze proactieve tocht werd hij verwelkomd door ambtenaren, die niets hadden met het veld van de jeugdzorg. ,,Bij de gemeente Gooi- en Vechtstreek was de eerste zin die letterlijk tegen me gezegd werd ‘dat we wel 20% gingen bezuinigen hoor!’ Dit zonder enige kennis van de materie of inlevingsvermogen. Toen de fase van contracten afsluiten daar was, werden wij als ziekenhuizen in sommige gemeenten geconfronteerd met allerlei inkoopformulieren die waren bedoeld voor bijvoorbeeld bouwprojecten. Wat we soms moesten invullen, had niets te maken met het inkopen van zorg.”


VERANDERDE HULPVRAAG Hoetjer wil voor hij verder gaat kort toelichten waarom kinderartsen in ziekenhuizen eigenlijk AD(H)D-zorg doen, want dat valt niet direct onder de fysieke medische zorg die zij eigenlijk verlenen als kinderartsen. ,,In feite is het psychiatrie en werden deze kinderen vooral behandeld door psychologen en psychiaters, maar met de opkomst van succesvolle medicatie veranderde de hulpvraag. Kinderartsen begonnen met behandeling mede door een tekort aan kinder- en jeugdpsychiaters. Zo kwam deze zorg bij ons terecht. Binnen het Diak werkt er nu een grote groep kinderartsen met deze kinderen, maar je ziet tegelijkertijd dat veel ziekenhuizen dit type zorg afstoten. De administratieve rompslomp met gemeenten speelt hierin een rol. Het Diak heeft gelukkig de keuze gemaakt deze belangrijke zorg wel te blijven leveren."

NETWERK Terug naar de situatie vlak voor 2015. Om kennis te maken met degenen naar wie hij potentieel zou willen doorverwijzen voor aanvullende zorg, ging Hoetjer ook langs bij jeugdzorgpraktijken in de regio. ,,Ik wilde onderzoeken wie mij kon helpen om de kinderen een goede behandeling te geven, want ik kan hen niet met medicijnen alleen helpen. Ik zocht diversiteit in het aanbod. Het ene kind heeft coaching nodig, een vierjarige misschien oudergerichte begeleiding, en een puber weer iets of iemand anders.”


Hoetjer bouwde de afgelopen zes jaar een uitgebreid netwerk op in de regio. ,,Dat is heel waardevol, de kinderen krijgen zo zorg op maat. En door mijn bekendheid met iedereen, kan ik zelfs door verwijzen op voornaam: Jij gaat even een tijdje naar Rianne. We werken heel goed samen, want je kent elkaars kracht. Een puber met ADHD die blowt, stuur ik bijvoorbeeld naar de praktijk van een oud-politieagent, want die kan wel wat met zo’n jongen. Als die samenwerkingen stoppen dan raak ik mijn tools kwijt om deze kinderen de juiste hulp te bieden. In mijn gereedschapskist zitten allerlei verschillende hulpverleners en als deze inkoop zo doorgaat dan wordt mij de helft van mijn gereedschap ontnomen, zo moet je het zien.”

KRAAN DICHT De transitie van de jeugdzorg van het rijk naar de gemeenten in 2015 kostte de ziekenhuizen volgens Hoetjer enorm veel tijd en geld.


,,Het afsluiten van de contracten met al die verschillende gemeenten was lastig en erg duur, zeker ten opzichte van hoe het was. We hadden voorheen contracten met een aantal grote zorgverzekeraars en dat was het. De inkoopregio ZOU waaronder de Utrechtse Heuvelrug valt, en waar de jeugdzorg nu opnieuw aanbesteed wordt, is heel groot en belangrijk voor ons. Maar werken voor gemeenten is een enorm gedoe vanwege hun gebrek aan ervaring met deze specifieke gespecialiseerde zorg. Hetzelfde vindt overigens ook een aantal vrijgevestigde psychiaters. Zij trekken zich terug van het behandelen van kinderen omdat ze de constructie met de gemeenten te bewerkelijk vinden. Huisartsen zeggen terecht, dat ze niet geoutilleerd om deze kinderen te behandelen. En de pilot met praktijkondersteuners op de Utrechtse Heuvelrug zal aan de huidige zorgvraag nooit het hoofd kunnen bieden. In een pilotfase de kraan voor de complementaire zorg dichtdraaien, kan echt niet vind ik. En grote instellingen kennen zeker een wachtlijst voor gewone zorg, dus daar voorzie ik een probleem.”

DE DUPE Hoetjer verwijst meerdere kinderen per week naar zorgaanbieders in de regio zuid-oost Utrecht. ,,Naar een bepaalde praktijk wel dertig kinderen per jaar, omdat ik weet hoe ze daar met hen werken en welke kwaliteit zij leveren. Kijken waar ik na 1 juli heen kan met de kinderen wordt echt heel lastig.” De kinderarts benadrukt dat het vrijwel onmogelijk is om een PGB te krijgen voor gewone zorg zoals kinderen met ADHD of kinderen die lijden onder een vechtscheiding. Dit kan een praktijkondersteuner, met gesprekken van maximaal twintig minuten, niet bieden. De hulpverlener moet ook observeren op school en thuis.”


Een aanvullende verzekering biedt financieel ook zelden uitkomst: ,,Voor anorexia, autisme en GGZ-zorg hoef je bij de verzekeraar niet aan te kloppen voor jeugd. Zij verwijzen naar de gemeente.” Het frustreert Hoetjer dat de kinderen straks de dupe dreigen te worden van de veranderde inkoop van jeugdzorg. ,,De GGZ-zorg kan zeker beter en goedkoper maar niet als de transitie al zo slecht verlopen is. Bij iets nieuws optuigen moet er juist meer geld bij, en dan kun je daarna kijken wat je kunt bezuinigen, maar je kunt er geen 20% aftrekken en dan zeggen: regel het maar! Dat is geen goed vertrekpunt. In dat opzicht zie ik de gemeenten ook als slachtoffer. Ze hebben geen expertise van de zorg, zijn er niet op ingericht maar moeten het wel doen.”

KWALITEITSVERSCHIL De kinderarts nam de afgelopen jaren ook grote verschillen waar in kwaliteit tussen de buurt- en dorpsteams die werden opgetuigd om de jeugdzorg en de WMO lokaal te verzorgen. ,,In sommige gemeenten zoals Zeist werkt het prima met het Centrum voor Jeugd en Gezin, in andere is er sprake van rotondewerking waarbij kinderen voortdurend doorverwezen worden maar nauwelijks de juiste zorg krijgen van het team zelf. En de inkopers kijken alleen naar geld en niet naar zorg. Als de laagdrempelige hulp in dorpen er niet meer is, dan zullen sommige kinderen helemaal geen zorg meer krijgen. Als ouders het zelf moeten betalen, gebeurt het niet. Ook de preventieve werking raak je kwijt. Nu kun je met een hele geringe interventie op een laag niveau vaak zorgen dat een kind de goede kant op gaat. Deze extra bezuiniging is op de langere termijn duurkoop. Ik als kinderarts maar ook de samenleving worden straks geconfronteerd met de gevolgen.”

GEEN IDEE Het interview met wethouder Broekhuis over de transformatie van de jeugdzorg roept bij hem vragen op: ,,Volgens haar verzorgt de gemeente straks alleen de wettelijk verplichte basiszorg. Maar was is dat? Ik weet het niet. Net zoals wij als kinderartsen niets weten van de aankomende veranderingen op het gebied van inkoop. Ik ben alleen maar informeel op de hoogte door mijn samenwerkingen in de regio. Ik denk niet dat deze transformatie, zoals zij het noemt, met normale wachttijden gerealiseerd kan worden. Praktijkondersteuners kunnen dit niet aan. Zij hebben noch de expertise, noch de tijd. Heel goed functionerende praktijken worden nu geschrapt door gemeenten die geen expertise hebben om hierover een oordeel te vellen, die geen idee hebben wat de meerwaarde is van deze zorgaanbieders. Er worden bepaalde criteria, niet eens altijd kwaliteitscriteria, gebruikt om hen uit te sluiten. Die zeggen niets over hun toegevoegde waarde. Ze hebben werkelijk geen idee wat ze doen.”

HOE DAN WEL? Elke oplossing zal volgens Hoetjer in ieder geval tijdelijk een financiële impuls behoeven.


,,Ik zou willen pleiten voor het inrichten van structureel goede buurtteams voor jeugdzorg. Elk team met dezelfde basisexpertises plus een differentiatie op grond van wat een specifieke buurt nodig heeft. Een team in een achterstandswijk in de stad kan iets anders nodig hebben dan een team in een dorp. Dus tachtig procent gelijk en twintig procent afhankelijk van de lokale vraag. Uitgaande van de aanwezige basisexpertise handelt een buurtteam dan laagdrempelige zorg zelf af en verwijst het verder door naar vrijgevestigde zorgaanbieders in de directe omgeving. Daar heb je dan een periode meer geld voor nodig en dit had moeten gebeuren in 2015. Toen is de structurele fout gemaakt en nu zitten we met de gebakken peren.”