column

1 maart 2021 om 12:26

Mannentaal

Kees van der Pol beheerste het. De mannendans met een zwart lederen portemonnee. Een zogenaamde Billfold. Een model dat je open kunt vouwen, over twee ruime briefgeldvakken beschikt en ook nog een afgesloten uitvouwbaar vakje met drukknoop voor de munten herbergt. Zodra het huis verlaten wordt, wordt die platte geldbuidel in een kontzak van de aangetrokken broek gestoken. Het soepele leer voegt zich in de loop der jaren naar die achterzak. En de inhoud.


Zo’n portemonnee kun je op verschillende manieren gebruiken, ik bedoel in verschillende stemmingen van gemoed. Sommige mannen, zoals Kees, maken er een vreugdedans mee. De rechterhand zwaait luchtig en wijd naar de broekzak, op het gelaat ontstaat een mimiek van klein geluk. Het lederen ding rust daarna heel even in de handpalmen. Het formaat is ook zeer geschikt om in handpalmen van volwassen mannen te rusten. De portemonnee wordt opengeklapt, terwijl de ogen tevreden kijken naar de verschillende kleuren briefgeld. Een geldbriefje wordt uitgekozen, om zwierig te overhandigen aan een nieuwe eigenaar. Gever en ontvanger kijken elkaar even kwiek en in vol vertrouwen aan.


Die blijdschap om te kunnen geven. Die mannendans met de geldbuidel. Met de expressie van stille heerlijkheid. De kunst van het geven. Het vanzelfsprekende vertrouwen dat de verworven gelden in de handen van een ander goed besteed worden. Het de ander iets gunnen van je eigen kleine vermogen. Zonder voorwaarden. Gewoon omdat je dat graag doet. Mijn vader kon dat. En Kees ook.


Kees kon meer. In zijn woordeloze mannentaal. Het grote vergeten was begonnen. De natuurlijke schatkist van vele woorden was leger geraakt.


Een poosje geleden, uiteraard voor Covid-tijd, mocht ik meehelpen om midden in supermarkt Albert Heijn een gratis lunch voor ouderen te organiseren. Stonden in de winkel ineens tussen de schappen met duizenden voedingswaren lange tafels met stoelen, de tafels vrolijk gedekte en gevuld met verse broodjes en rijkelijk beleg. Kees was daarbij. Hij hield van gezelligheid. Lekker eten. Vrolijk zijn. In zijn lange leven had hij dit, uitgebreid lunchen midden in een supermarkt, nog nooit gedaan. Na afloop vroeg hij: ‘Wat krijg je van me?’, zijn rechterhand ging al op weg naar de portemonnee in zijn broekzak. ‘Het is een cadeautje van de winkel’, antwoordde ik. Hij wist even niets te zeggen. Vond geen enkel woord.


En deed wat meer mannen met een chronisch alsmaar verkleinend geheugen doen als ze toch een grote dank willen uitdrukken. Hij zwaaide even met de armen van niet-weten-wat-te-zeggen-en-toch-iets willen-doen. En gaf mij daarna een korte kus. Midden in die winkel. Dat was zo zuiver. Zo echt. Puur. Teer en krachtig tegelijkertijd. Een noodoplossing ter compensatie van vergeten woorden. Een onmetelijk onvergetelijk cadeau. Van Kees.



Ellenoor Piersma