Bram Tijsseling weet dat mensen moeilijke tijden wel te boven komen. Inzet: Jeugdfoto
Bram Tijsseling weet dat mensen moeilijke tijden wel te boven komen. Inzet: Jeugdfoto Hanny van Eerden

[Winterse] momentopnamen

IJspret en andere jeugdherinneringen

9 december 2020 om 12:37

De 'winters van toen’ zijn onvergetelijk, volgens Maarsbergenaar Bram Tijsseling (79), een boerenzoon voor wie de wereld ooit bestond uit zijn geboortedorpje, nu een bereisd man. Hij was de motor achter het voormalige Motel Maarsbergen, maar ook de voorzitter van de Stichting Sociaal Cultureel Centrum ‘De Twee Marken’ in Maarn. Daarnaast is hij al vele jaren penningmeester van de Maarnse Bridge Club.


„Mijn vader had koeien, varkens en kippen en verbouwde groenten”, zegt Tijsseling. „Hij was opgeleid tot onderwijzer, maar stond niet voor de klas. Ik kreeg nooit de indruk dat de samen met zijn moeder gepachte boerderij zijn liefhebberij was. Als nummer elf van twaalf kinderen leerde ik hem echter pas kennen toen hij oud was in mijn ogen. Mijn moeder, die dertien jaar jonger was, deed het gros van het werk met hulp van ons. Hij ontmoette haar op een bruiloft van zijn broer, die de koetsier was van Landgoed Maarsbergen. Zij werkte als keukenmeid op het kasteel. Daar gaf zij haar oren en ogen vast goed de kost, want zij kookte - zelfs als er weinig te eten was - verrukkelijk.”

„Wel had ik vaak mijn buik vol van het winterse spek van de geslachte varkens, maar wie honger heeft eet alles”, lacht hij. „Van zo’n varken aten we bijna alles op; alleen de blaas en de staart gooiden we in de afvalbak. De varkenshaasjes gingen naar de dominee. Wij keken jaarlijks uit naar haar kalkoenkookkunst met kerst. Ons leven in mijn geboortedorp Overlangbroek was geen aaneenschakeling van opmerkelijke gebeurtenissen, behalve het samen kaarten, dus kerst bracht leven in de brouwerij. Zo kreeg ik van de zondagsschool niet alleen kerstkransjes en een - stichtelijk - leesboekje, maar was er tijdens de kerstdienst in de Hyacinthuskerk ook een grote kerstboom. Het meest bijzondere daaraan waren de kaarsen en mijn oudste broer Reijer, de brandwacht naast de boom. Altijd doofde hij precies op tijd de bijna opgebrande exemplaren.”

Zijn broers Arris en Dick onderkenden de uitstraling van de kerstboom. Tijsseling: „Eens kwamen zij thuis met een den, die zij ‘vonden op een landgoed - voor de kinderen’. Mijn vader twijfelde niet aan hun oprechtheid en had hen ook niet zien vertrekken met een bijl op zak. Dat jaar hadden wij zomaar een echte Kerstboom op de boerderij.”


OUD EN NIEUW De jaarwisseling was ook buitengewoon: verstoppertje, bussentrappertje en met kippenveren spelende kinderen en de schalen met oliebollen kenden geen grenzen. „Zo werd er op oudejaarsdag doorlopend gebakken en merkte niemand op dat velen richting de kelder gingen, waar de oliebollen werden opgeslagen voor de avond. „Ook de buren waren dan geweldig, want zij boden bezoekers vanaf 00.00 uur oude jenever aan. Na de kerkgang, want mijn vader was ouderling en kerkvoogd, wachtte ons ‘Klok & Hamer’. Naar dat gezelschapsspel keken we jaarlijks reikhalzend uit. Vuurwerk vond mijn vader verder maar niets, gezien ons rieten dak. Wel brachten de mee-eters, zoals we onze zwagers noemden, ons knallende rotjes. Zij kwamen uit alle windstreken, dus, naast ons jaarlijkse schoolreisje , ging met hun verhalen onze wereld al iets open.”


SNEEUW EN IJS De winters brachten veel sneeuw- en ijspret, volgens Tijsseling. „Soms meermalen wekenlang”, herinnert hij zich. „Wij woonden pal aan een in de 12e eeuw gegraven kanaal, de Langbroekerwetering”, zegt hij. „Een dikke trui hadden wij niet, maar wel een jas en laarzen, naast onze klompen. Wie het koud kreeg, ging even naar binnen. Sommigen zwierden prachtig rond op hun ondergebonden ijzers, anderen speelden ijshockey. Zelf was ik was meer van het hardrijden. Als we even stilhielden, hoorden we regelmatig een ouder langs de kant die riep: ‘Doe eens een baantje voor de dominee!’”


OORLOG Geboren in 1942 kreeg Tijsseling van WO II weinig mee. „Indruk maakten slechts in de buurt ingekwartierde Duitsers, die eens een hert schoten en mijn moeder opdroegen het te bereiden”, zegt hij. „Onze ontzetting was niet al te groot, want wij mochten meegenieten van de maaltijd.”

Tijsseling denkt dat hij een lastig kind was. „Ik zocht uitdagingen en ging soms over de schreef”, zegt hij. ,,Dat ontketende woede bij mijn vader, die mij dan zonder eten naar bed stuurde. Steevast kwam mijn moeder dan even later naar boven met haar vinger op haar lippen en een bord eten. Soms kwam hij mij achterna met een stok, die dan brak op een traptrede, hetzij omdat ik razendsnel was, hetzij omdat hij mij niet echt wilde raken. Hoe dan ook: ik ontsprong de dans. Onbegrepen voel ik mij niet, mede dankzij Arris.”

,, Wie steeds in de watten is gelegd, zal er ongetwijfeld meer moeite mee hebben

OUDERSCHAP „Volgens mijn vader moesten wij ‘maar boerenknecht worden’”, vervolgt Tijsseling. „Onze meester besteedde dan ook niet veel tijd aan ons, want wij zouden ‘toch maar achter de ploeg belanden’. Ik stak op de lagere school nauwelijks iets op. Dankzij de bemoeienissen van Arris mocht ik toch naar de mulo in het voor mij grote, onbekende Doorn. Mijn moeder fietste de eerste dag mee om mij de weg te wijzen.”

Doorleren viel hem gemakkelijk. Tijsseling: „Ik deed wat de docenten verwachtten. Mijn hoge eindcijfers waren voor Arris een reden zich sterk te maken om mij boekhoudopleidingen te laten volgen. Dat heeft zeker bijgedragen in mijn levensvreugde, want daarna stonden - voor mij onvoorstelbaar leuke - banenopties open. De boerderij was ook niet mijn liefhebberij, al was ik nooit te beroerd om even aan - de gemakkelijk melkbare - Bontje 3 te trekken, als we bij onverwachte visite te weinig melk in de koffie hadden. Sterker nog: ik wist niet hoe snel ik moest leren melken, om bij de ‘grote jongens’ te behoren. Mijn moeder had daar baat bij, want ik nam ook ’s morgens vroeg met regelmaat het melken op mij. Ik begrijp nog steeds niet, hoe zij continu haar zware taken zonder morren klaarde. Met vakantie gaan was er nooit bij.”

Tijsseling kijkt nu ook anders aan tegen zijn vader. „Als ik een foto zie van hem in zijn jongere jaren, dan denk ik: dit is een aimabele, goed uitziende man in driedelig pak. Hij heeft zich zijn toekomst waarschijnlijk anders voorgesteld.”


De coronaperiode komt Tijsseling zonder klagen door. „Wie steeds in de watten is gelegd, zal er ongetwijfeld meer moeite mee hebben,” zegt hij. „Maar we komen deze moeilijke tijden wel te boven.”

Afbeelding