column

7 december 2020 om 12:30

Kleine glitterfee

De kleding zit als vodjes in een vuilniszak. Dat geeft niks, bijna alles is van polyester en dat kreukt amper. ,,Lekker makkelijk, hoef je niet te strijken", hoor ik haar zeggen. Mijn moeder. Voldaan overleden. Afgelopen voorjaar.

In de zak zit de laatst door haar zelfgemaakt kleding van haar. Van afgelopen jaren. Ze was opgeleid tot coupeuse. Tegen wil en dank. Zoals zovelen van haar generatie had ze een ander vak willen leren. Vanaf het moment dat ze gehuwd was en zelf de stofjes en patronen uit kon kiezen, kreeg ze plezier in het maken van kleding.

Bij het woord 'lapjesmarkt' zat een verscholen groots intrinsiek genot. Het aanzicht van een zee van stoffen. De effen stoffen werden per definitie overgeslagen. Te saai. Er moest wat gebeuren. Op die lappen. En ze moesten het liefste goed glanzen.

Mijn moeders naaiwerk herken ik uit duizenden. Goed in elkaar gezet, aan de binnenzijde slordig in uitvoering. ,,Ziet niemand", zei ze. Ik schud de zak met kleren op mijn tafel. Een bonte bobbel. Ik wil malle tasjes maken van deze bejaarde oma brouwsels. Voor mijn naaste familie. Als december cadeautje.


Letterlijk dagenlang zit ik met mijn neus in mijn moeders arbeid. Voel de emoties. Van het naaien. Het plezier. Ruik haar.


Ik kom een zeer rommelig bruin bloesje tegen. Zonder naden en schoudervullingen. Te eenvoudig. Ze ging dementeren. De laatste jaren. Er zit elastiek in de mouwen en aan de onderkant van de top. Om het verloren ambacht te verdoezelen. Nooit heb ik het haar zien dragen. Weten dat je het goed kon naaien, maar dat vermogen verliezen deed haar pijn.


Soms bespeur ik een witte haar. In krul. Vers gewatergolfd. Ooit. Ik houd het even tussen duim en wijsvinger, overweeg het te bewaren, maar gooi die haren toch uiteindelijk weg.


De kaki regenjas wil ik in stukken knippen om er juiste stoere tasjes van te maken. Of een rugzak. Met grote verbazing zie ik haar ambacht. Werkelijk perfect in elkaar gezet. Een meesterstuk. Met succes genomen hindernissen. Buitengewoon keurig. Die jas verknip ik niet. Die hoort compleet te stralen om een lijfje van een jong volwassen kleinkind.


Wegens het bonte gezelschap van rokken en jasjes, was de voorkeurskleur voor de bloesjes wit. Ook polyester. Fonkelend. Met patroon. Kantjes of ruches. En immer, altijd, zonder uitzondering versierd met knoopjes met neppe glinsterende steentjes. Ze zijn verwassen, afgedragen, hebben haar huid jarenlang liefelijk gestreeld. De laatste maanden pakte ze altijd het bovenste uit de kast. Of nog liever juist dat bloesje dat ze de dag ervoor ook had aangehad. Dat was overzichtelijk. In haar hoofd. Ik knip de knoopjes met glimmertjes los van de witte bloesjes.

Glimlachend maak ik de tasjes. Elk tasje krijgt minstens één glinsterend knoopje.


Bescheiden fonkelen. Klein kitsch. Mijn moeder. Glitterfee.


Ellenoor Piersma