Heuvelrug Natuurlijk: De Brilduiker

19 januari 2012 om 00:00 Cultuur

In de winter is de brilduiker in de Uiterwaarden van de Rijn en de Amerongse Bovenpolder te bewonderen. Het is een prachtig stel. Het mannetje heeft met zijn groene kop wat weg van de gewone wilde eend. De witte vlek tussen kop en snavel is kenmerkend. Het vrouwtje met haar bruine kop mist de karakteristieke ‘bril’ van de naamgeving. Ook hier weer een soortnaam, die alleen naar één van de geslachten wijst. Er zijn meer van die verkeerde voorbeelden, zoals nonnetje en baardman. Waarom voor de brilduiker niet even beter opgelet? Beide geslachten hebben een opvallende bobbelachtige kop. Bobbekopeend lijkt me ook een betere benaming voor man en vrouw brilduiker.

Nog meer uiterlijkheden

In (Blok 2004) ‘de Nederlandse Vogelnamen en hun betekenis’ komen maar liefst 33 namen voor van de brilduiker. Het dichtst bij hun bobbekop liggen Bolt en Knobeend . Bolt kan op het typische bolderen of baltsen slaan, waarbij het mannetje de kop op de rug legt en met gestrekte hals de snavel naar boven richt. Ik hou het er verder op dat bolt ook een verwijzing naar de bolle kop zou kunnen zijn. Voor knobeend is de verklaring: ‘het lijkt alsof de kop als een knobbel of knop op het lichaam zit omdat de hals heel kort is, waarbij hals en lichaam verschillend van kleur zijn.’ Dit effect wordt nog versterkt wanneer de brilduiker opgewonden is en zijn kopveren opzet, waardoor de kop dik wordt en enigszins driehoekig. Men spreekt dan wel van een koeiekop. De wetenschappelijke naam Bucephala clangula betekent klingelende vogel met koeiekop. Het fluitende klingende geluid ontstaat door zijn vleugelslag.

Het mannetje heeft overigens goudgeel gerande rozerode ogen in zijn mooi gezicht. Fransen (Garrot à l’oeil d ‘or) en Engelsen (Goldeneye) is dat als eerste kenmerk opgevallen. Maar ook daar is alleen weer naar het mannetje gekeken. Voor de Duitsers is met Schellente het geluid opgevallen.

Holenbroeder

De brilduiker is in ons land een schuwe wintergast. Komt in oktober en vertrekt weer in maart. Ze zijn met enkele tienduizenden exemplaren, voornamelijk in de delta’s van de grote rivieren, best talrijk aanwezig. Het formaat is 40-48 centimeter. Brilduikers duiken om larven, visjes en plantaardig materiaal onder water te bemachtigen. Ze zijn te verleiden om in nestkasten te broeden of kiezen zelfstandig voor kant-en-klare boomholtes van zwarte spechten. De Vogelatlas (2009) meldt dat er toch nog een 15-20 paren in ons land zouden blijven overzomeren om er te kunnen broeden. Het vrouwtje broedt een tiental eieren in een kleine maand uit. Gedurende die periode verlaat het woerdje zijn eega. Na het uitkomen springen de jongen frank en vrij naar beneden, en gaan onder de vleugels van moeder op zoek naar een muggenrijke plas. Vanaf dat moment fourageren de jonkies zelfstandig. na een drietal weken zijn ze vliegvlug.

Tekst: Kees de Kroon

Foto: Jan van der Greef

advertentie
advertentie