Heuvelrug Natuurlijk: Territoriumafbakening bij de Fluiter

28 april 2011 om 00:00 Cultuur

Het zal niemand verbazen, dat het vogeltje (12 cm) op deze foto genoemd is naar zijn lokroep. Hulde aan de fotograaf voor het vastleggen van het ‘moment suprème’. Het geluid is scherp metalig, maar nog in overwegend zachte fluitnoten zip zip zip-zip-zip-zip. De ANWB vogelgids spreekt van de vergelijking met een ‘rondtollende munt op een marmeren plaat’.

Bodembroeder

Herkenningspunten zijn de helderwitte buik, citroengele van hals en kop en de lange scherpe wenkbrauwstreep. Maar toch. In de klasse met fitis en tjiftjaf (ook naar zijn geluid genoemd) moet je een goed vogelaar zijn dat drietal te kunnen onderscheiden, zeker als je twijfelt in geluidsherkenning.

De verspreiding van de fluiter beperkt zich overwegend tot bosrijke gebieden op hogere zandgronden. Veluwe en Utrechtse Heuvelrug bevatten de grootste populaties aan broedpaartjes. In totaal enkele duizenden over het hele land.

De fluiter overwintert in tropisch Afrika en keert in deze maand weer terug. Het nest wordt op de grond gedrapeerd, verstopt in rijkelijke vegetatie van naaldbossen, loofbossen en gemengde bospercelen. Circa zes eieren worden in twaalf tot dertien dagen door beide ouders bebroed en in eenzelfde tijdsbestek zijn de jongen vliegvlug. Zo resteert best nog wel tijd voor een tweede legsel, voordat ze in juli/augustus het verblijf in ons kikkerlandje weer voor gezien houden.

Territoriumgedrag

Tijdens hun zangwijsje schudden ze soms met hun vleugels op de maat, vliegen dan weer een stukje naar een ander deel van het territorium en slaan dan weer aan het fluiten. Zoveel passie en uiterlijk vertoon dat moet de vrouwtjes wel bekoren.

In Groot-Brittannië heeft vogelonderzoek een lange traditie. Er is veel studie verricht naar paarvorming en territoria. Ongeveer een eeuw geleden heeft Howard onomstotelijk bewezen dat mannetjes in de paartijd primair niet om een vrouwtje maar om een territorium wedijveren. Aanvankelijk leek dat Darwins ‘survival of the fittest’ te ondermijnen, maar in de jaren dertig loste Tinbergen dat op met de verklaring dat ,,een territorium voor een mannetje een ‘potentieel vrouwtje’ insluit. Op enig moment komen de vrouwtjes zijn gebiedje binnen. Afwachten dus. Zo’n charmeoffensief van kwinkelende tonen en wiegelende vleugels, daar kun je in de paartijd niet ongevoelig voor blijven. Met hun zang beschermt een mannetje zijn territorium feitelijk door andere mannetjes af te stoten en als gevolg daarvan komen de vrouwtjes vanzelf. Oorzaak en gevolg. Een geschikt territorium zou bovendien de voedselbronnen veilig stellen. Andere onderzoekers zetten de laatste bewering weer op losse schroeven: ,,is voedseltekort een belangrijke reden voor het verdedigen van een lapje bos?’’ Daar kwamen de hooggeleerde ornithologen niet uit. Uiteindelijk werd het pleit beslecht door de stelling dat natuurlijke selectie doorslaggevend is en altijd over de (sterkste) afzonderlijke vogels loopt en niet omwille van de hele soort.

Tekst: Kees de Kroon

Foto: Jan van der Greef

advertentie
advertentie