Heuvelrug Natuurlijk: oude wegen Heuvelrug-zuid

28 oktober 2010 om 00:00 Cultuur

De Utrechtse Heuvelrug is van dominante betekenis voor het gelijknamig Nationaal Park én gemeente. Drie van de zeven dorpskernen hebben ‘berg’ in hun naam en zes van de kernen kennen een Bergweg. In de tweede helft van de negentiende eeuw was de spoorlijn Utrecht-Arnhem de natuurlijke noordelijke begrenzing, terwijl aan de zuidflank al sinds de vroege Middeleeuwen een doorgaande wegverbinding bestond tussen Utrecht, via Rhenen, naar Arnhem en verder naar Keulen. Hoe is de geschiedenis van de ontsluiting van de zuidkant van de Utrechtse Heuvelrug?

De eerste contouren van de zuidas als handelsweg naar Keulen (Demoed 1974) gaan tot duizend jaar terug. Deze weg stond bekend als Via Regia (Heerweg of Koningsweg). Wat nu hoofdzakelijk de N225 is was vroeger al Rijks(straat)weg, maar ook de Arnhemsebovenweg tussen Driebergen en Doorn en de Koningsweg (bij Arnhem) maakten daar deel van uit. Doorgaande wegen heetten in den regel straatweg , al of niet met voorvoegsel van dorp of stad waar ze heen leidde. Vanuit Doorn naar Driebergen ligt de Driebergsestraatweg en richting Leersum de Leersumsestraatweg. Deze laatste gaat halverwege Rijksstraatweg heten. Het naamdeel ‘bovenweg’ in Arnhemsebovenweg houdt in dat er ook een benedenweg is. Een bovenweg lag hoger op de Heuvelrug, zodat die ook in de winter gemakkelijker begaanbaar was dan de lager gelegen benedenweg. In Driebergen was de Hoofdstraat de benedenweg onder de Arnhemsebovenweg. Vanaf Doorn was de oude ‘N225’ de bovenweg en de Postweg - al in 1641 deel van de postroute naar Arnhem - de benedenweg. In Amerongen is de Nederstraat een benedenweg.

Wegen vroegen altijd onderhoud, zeker de benedenwegen die vaak meer op klei dan op zand lagen. Kerkgangers, opofferingsbereid als ze waren, namen bij slecht weer modderige en door karrensporen verdiepte wegen voor lief. De kortste verbindingen tussen woongemeenschap en dorp waar ze kerkten waren de kerk- of voetpaden als aftakkingen van de oude wegen.

In 1818 werd de Rijksweg tussen Zeist en Rhenen door bestrating een echte Rijksstraatweg. In de jaren daarna werden ook mindere wegen geleidelijk verhard met klinkers, keien of steenslag. De bekostiging geschiedde ten dele door particulieren. Door heffing van tolgelden mochten rijksconcessiehouders hun kosten mét rente gedurende een beperkt aantal jaren terugverdienen. Dat dit tot creatief boekhouden leidde behoeft geen betoog. Een tol bestond uit een vlak langs de weg gelegen tolhuis met tolboom (Van der Torre 2007). Het was niet verwonderlijk dat de ene tolheffer beter boerde dan de ander. Vergelijk het formaat tolhuis van ‘de Tol’ aan de dorpsstraat in Doorn maar eens met het Darthuizense tolhuis ‘Darthese’, eveneens krap tegen de N225, op de verderop gelegen Rijksstraatweg enkele honderden meters vóór de rotonde bij Leersum. Aan het begin van de vorige eeuw belemmerden de tollen het groeiende autoverkeer zodanig dat ze werden opgeheven.

Tekst en foto: Kees de Kroon

advertentie
advertentie