Heuvelrug Natuurlijk: Mestkever in de kringloop van de natuur

16 september 2010 om 00:00 Cultuur

Verteerd dierlijk voedsel komt als mest in de natuur en ook het dood dierlijk lichaam heeft in die laatste fase van de kringloop van de natuur een functie. Al dit dierlijk materiaal is op haar beurt voedsel voor insecten, kevers en met name micro-organismen. Vertering door verrotting, eten of gegeten worden, het is het terugkoppelingsmechanisme, alvorens de opname van voedingsstoffen door planten weer herbegint. De één zijn dood is de ander zijn brood.

Zolang er dierlijk leven is zal er mest zijn, maar voor de mestkever geldt precies het omgekeerde schreef Koos van Zomeren onlangs in zijn laatste natuurstukje in de zaterdagbijlage van een landelijk dagblad.

Even kwam bij mij de gedachte op dat de drukdoende mestkever op de foto wraakgevoelens koesterde tegen zijn grotere neef meikever. Vraatzucht in de natuur is altijd op voedselconcurrentie terug te voeren. Dikwijls ziet men mestkevers op fraaie zomerdagen en -avonden een wandelpad kruisen of hoort men ze luid brommend voorbij suizen. Ze hebben een scherpe reukzin: verse paardenvijgen op een ruiterpad, ze zijn er als de kippen bij. Met genoegen krioelen ze bedrijvig rond in de verse moppen die al snel uiteenvallen tot een brede vormeloze droog kleurende pannenkoek. Overigens voeden mestkevers zich niet alleen, maar ze graven zich verticaal onmiddellijk naar beneden om in het kuiltje onderin één ei te leggen. Als de larve uitkomt is zijn kostje met uitgeteerde drek rondom gekocht. Voor ieder ei een apart kuiltje betekent al gauw als het te druk wordt bij de ene mesthoop vlug op zoek naar de volgende.

Snack

Van de mestkevers is de bosmestkever of paardenmestkever de bekendste. De groep paardenmestkevers heeft een rolrond lichaam. De gravende bosmestkever is glanzig zwart van kleur met een halfcirkelige afgeronde kop en krachtige poten. Dat zie je al hoe ze bewegen over een fietspad. Soms kom je ze op hun rug liggend tegen en slaan ze hun wriemelende graafklauwtjes in de lucht. Op een harde bodem, waar een ruggelingse kever geen houvast heeft om zich om weer om te rollen, zijn ze een gemakkelijke prooi of worden ze onder enig gekrikkrak geplet.

Ik probeer ze uiteraard wel te ontwijken, maar in een groep van fietsers kun je het soms niet voorzien. Te voet geef ik ze weleens met een stokje uit de berm een tikje om ze weer op hun pootjes terecht te laten komen. Als een speer maken ze zich dan uit de voeten. Einde gevaar.

Wanneer ze spartelend liggen vormen ze een smakelijke hapje voor kleinere roofvogels als Vlaamse Gaai en grauwe klawier. De laatste overtreft de gaai in diens hardvochtigheid door de kevers als trofee aan de scherpe punten van prikkeldraad te spietsen: proviand in voorraad. Zijn ze ruggelings omgekomen door uitputting dan is het een treurig gezicht, zoals van de meikever op de foto. Zelfs vogels laten het lijkje dan ongemoeid. Zoniet de mestkever, die beleeft nog volop genoegen aan de dood van een verwante soort.

Tekst en foto: Kees de Kroon

advertentie
advertentie