NPUH: Natuurlijke ingrepen: oude landbouw

26 augustus 2010 om 00:00 Nieuws

De Utrechtse Heuvelrug is ontstaan in de voorlaatste ijstijd van het Pleistoceen (van 2,5 millioen jaar tot 10.000 voor Christus). In die jongste tijd daarvan deed ook de mens zijn intrede. De zuidflanken van de Heuvelrug waren voor de primitieve eerste bewoners aantrekkelijk om er te bivakkeren. De jagende en voedselzoekende nomades leerden dieren domesticeren voor voedsel en trekkracht. Het harde bestaan evolueerde nauwelijks tot voorbij de middeleeuwen. In de buurt van ontgonnen akkers en vruchtbare weidegronden ontstonden nederzettingen en die werden steeds groter. Anno 2010 zijn er nog steeds sporen van die vroege nijverheid te zien.

De foto is van de zuidhelling van de voormalige tabaksplantage Willem III, gelegen tussen Elst en Rhenen. De hoge bomenrij was destijds - negentiende eeuw - waarschijnlijk bedoeld als windvang om de hoge tabaksplanten met hun grote bladeren tegen knakken te beschermen. Houtwallen dienden ook als eigendomsscheiding van percelen en tevens om schade door wild (herten, zwijnen) te voorkomen. Tenslotte leverde de houtwallen geriefhout voor eigen gebruik en handel.

Op initiatief van de kasteelheer in Amerongen (1645) groeide de tabaksteelt op de Plantage uit tot de enige grootschalige tabaksplantage in ons land. Het areaal tabaksland in Amerongen besloeg in 1812 negentig hectare en dat van Rhenen 108 hectare (bron: Van de Torre in Menselijke Natuur, uitg. ca 2007)

Vanaf en aan de N225, te beginnen bij de rotonde Burgwal even voorbij de dorpskern Amerongen tot en met de Plantage, zijn nog vele langgerekte oude tabaksschuren te zien. Een aantal vlak bij de weg; dat duidde op een schuur op een woonerf. De schuren in het veld, zoals er ook een staat op de Plantage waren tabaksschuur en schapenstal tegelijk.

De schapen stonden ’s-nachts op stal om mest te verkrijgen. Overdag liepen ze hele einden naar de woeste gronden langs zogenoemde schapendriften. Bijna ieder dorp in onze gemeente heeft nog wel een Drift als straatnaam. ’s-Avonds keerde de kudde terug voor de mest. Die mest was belangrijk voor de landbouw. Pas tegen het einde van de negentiende eeuw werd kunstmest uitgevonden. Op negen á tien hectare woeste heideveldbeweiding door schapen kon één hectare landbouw bemest worden. Alle boerenbedrijven waren van het gemengde type: graan- én voedergewassen voor het vee. Door beheersing van de grondwaterstand konden zich meer bedrijfjes vestigen op de grens van het bouwland en de lager gelegen graslanden. De concentratie van bewoning en exploitatie van het landschap rond de tabaksschuren en landbouwbedrijfjes verdichtte zich tot een zogenoemd engdorpenlandschap (van: binnen enge grenzen). Alle dorpen op de N225 van Driebergen tot Rhenen zijn als engdorpen ontstaan. De houtwallen van destijds die de nederzettingen omzoomden zijn nu vervangen door nieuwe woonwijken. Grenzen zijn steeds verder vervaagd, maar de vele cultuurhistorische landbouwkundige elementen zijn nog wel herkenbaar.

Tekst en foto: Kees de Kroon

advertentie
advertentie