Heuvelrug Natuurlijk: De Groenpootruiter is een geboren leider

10 november 2011 om 00:00 Cultuur

Hoe onbekend deze steltloper ook lijkt, aan zijn kenmerkend, voortdurend ,,tjuu tjuu tjuu’’ is hij goed te herkennen. Een passerende vogelaar in de Amerongse Bovenpolder leerde het ons wandelgroepje kortgeleden.

Aan de soort veldkijker lees je vaak de kwaliteit de vogelaar af. Meermaals onderweg op dezelfde gedwongen wandelroute wees de op-en-top groen geklede vogelliefhebber herhaaldelijk blijmoedig op de snel herkenbare contactzang.

De vlucht van de groenpootruiter is typisch snipachtig: snel omhoog met grillige wendingen en weer suizend omlaag om met enkele krachtige vleugelslagen vlak voor het neerstrijken effectief vaart te minderen. De vleugels zijn egaal muizig grijs en op de stuit is een witte V te zien. Totale lengte 34 centimeter, waarvan acht centimeter staart. Spanwijdte rond de zestig centimeter. In de baltstijd laat het mannetje zich van grote hoogten naar beneden dwarrelen. In die tijd is de minneroep, uitsluitend in de vlucht, een korter ,,ru-tu ru-tu ru-tu’’.

Heer en meester

De uiterwaarden aan de Lekdijk zijn optimaal voor deze steltloper. Bij Amerongen aan de Westzijde van de Veerweg is het door het aanleggen van de nieuwe plas-/drasgebieden en moddervlaktes in voor en najaar een walhalla voor steltlopers geworden. De meeste groenpootruiters trekken in het najaar in kleine groepen door. In winter en zomer komen ze weinig in onze slikgebieden. Ze zijn zeer beweeglijk, gaan gauw op de vleugels, waarbij altijd hun contactroep klinkt, drukt pikkend in de modder of rennend achter kleine visjes in het ondiepe water of kevertjes op het wateroppervlak.

Ze hebben vrij grote ‘stelten’ en hun snavel is lichtgebogen. Zoals de naam al duidt zijn de poten (licht)groen. Dat onderscheidt ze op zijn best met andere ‘ruiters’. De poelruiter bijvoorbeeld heeft veel rankere poten en geen opgewipte snavel. Is ook zeldzamer.

Herkomst

De herkomst van de familienaam ‘ruiter’ is omschreven als ‘vogels die op stengelvormige poten met stijve passen lopen’ (Blok 1995). De bekendste van deze familie in Nederland lijkt mij de tureluur. In het Frans is de groenpoot ‘chevalier aboyeur’. Letterlijk een blaffende ridder. Naast de vogel noemt het woordenboek ook een dolende ridder te paard. ,,Aboyeur’ is blaffend en met de betekenis van een frequent roepende, her en der zoekende ridder op de lange paardenpoten, pardon benen, komen we dan aardig in de buurt. Brehm vermeldt: de opgewektheid, behendigheid en beweeglijkheid, die alle ruiters eigen is, bezit de groenpootruiter in hoge mate.

Roep

Zijn houding is fier, hij loopt met vaste tred, zwemt belangeloos hele stukken, duikt uitmuntend en roeit onder water met de vleugels verder’. Heer en meester in het zijn territorium. Voorzichtig als het moet, altijd getuigend van schrander optreden. Een baken voor rust of gevaar voor andere steltlopers in de omgeving.

Wellicht daarom dat wij de roep op onze wandeltocht al snel herkenden.

Tekst: Kees de Kroon Foto: Paul Dirksen

advertentie
advertentie