NPUH: Oude infrastructuur Heuvelrug- noord

30 december 2010 om 00:00 Cultuur

In een vorig artikel uit deze reeks werd de ontsluiting aan de zuidkant behandeld. De N225 tussen Driebergen en Rhenen is de natuurlijke begrenzing van het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug (NP). Als deel van de oude handelsweg tussen Amsterdam en Keulen gaat deze zuidas tot duizend jaar terug. Thans is de A12 de noordgrens van het NP maar geschiedkundig is met de aanleg van de parallel lopende spoorweg tussen Utrecht en Arnhem de infrastructurele basis gelegd aan de noordkant.

In 1844 opende de Nederlandse Rhijnspoorwegmaatschappij de railverbinding tussen Utrecht en Arnhem. Deze verbinding was primair economisch bedoeld tussen Amsterdam en het Rijnland. Niettemin pikte de Utrechtse Heuvelrug tussen Driebergen en Overberg een graantje mee.

In 1844 werd het Driebergse station geopend, in 1845 het Maarsbergense. Maarn kwam pas later aan de beurt. De groei van Maarn is te danken aan spoorgerelateerde handelsactiviteiten. Geleidelijk aan werd het transport van zand uit de immense Zanderij efficiënter aangepakt. Pas begin twintigste eeuw werd de vraag naar zand voor stedenbouwkundige doeleinden en het rijkswegennet zo groot dat Maarn uitgroeide tot een beter geoutilleerd woongebied met een winkelbestand. Het station Maarbergen was al direct een centrum van bloeiende activiteiten. Het station diende als overslagplaats van goederen en als postknooppunt. Bovendien werd het een overstapplaats voor de het ontluikende toerisme op de Utrechtse Heuvelrug. Waar nu onlangs het populaire buffetrestaurant ‘La Place’ een vestiging heeft geopend stond vroeger de hofstee, annex logement Klein Bloemheuvel. Station Maarsbergen werd in 1972 ingeruild voor Bunnik. Ook Overberg kende ooit een stationnetje. Op de T-kruising met de Heuvelse Steeg stond vanaf 1885 een pover bouwseltje, waar de trein, evenals in Maarn, op verzoek stopte. Overberg bestond toentertijd feitelijk uit niet meer dan enkele buurtschappen, die vanuit Amerongen gezien ‘over de berg’ lagen. Het lintdorpje Overberg, zoals we het nu kennen heeft zich net als Maarn pas ontwikkeld nadat de trein de buurt aandeed.

125 jaar toerisme

Met maar liefst vier stations op de Utrechtse Heuvelrug tussen Driebergen en Overberg als overstapplaats voor verder transport ontwikkelde het dag- en verblijftoerisme zich krachtig tot wat het NP nu aan recreatie te bieden heeft. Wanneer we 1885 als nulpunt nemen zitten we met 2010 op het 125 jarig bestaan van het toerisme op de Utrechtse Heuvelrug. Vakantie was toen nog een luxe die alleen voor de rijke kooplui uit de Amsterdamse regio was weggelegd. Per trein en diligence reisden ze met personeel en al voor hun zomervakantie naar hun buitenverblijven op de Stichtse Lustwarande. Voor het dagtoerisme is 1885 nog om een andere reden startpunt. In dat jaar werd de ANWB opgericht; letterlijk de Algemene Nederlandse Wielrijdersbond. Geen andere organisatie heeft het dagtoerisme gepopulariseerd. Hun tijdschrift ‘De Kampioen’ prees rond 1900 het fietsen boven reizen met de postkoets als volgt aan:

Door het rijwiel heeft men geen last van opeenhoping van menschen of open of dichte portierraampjes, van scherpe lucht of stinkende tabak; geen last van een hinderlijken buurman, die bij iedereen schok een gedeelte zijner zwaarlijvigheid op u overbrengt...enz.

Om dan te eindigen met: bovenal geen last van menschen, die bespottelijke, zoo niet indiscrete vragen doen. (Van Ool, 2008, uitg SBB)

Tekst en foto: Kees de Kroon

advertentie
advertentie